dinsdag 28 januari 2014

column streekkrant editie kempen


GEEUW

In Ravels Zag Ik De Langste Geeuw Ooit

Een tijdje geleden stond ik te tanken in een benzinestation in Ravels, en zag ik vlak voor mij een grote, breed geschouderde vrachtwagenchauffeur staan geeuwen dat het geen naam meer had. Het duurde zolang voort, dat ik aandachtig moest blijven staan kijken. Nochtans, op zich is er niks aan, het geeuwen zit de mensheid in het algemeen nu eenmaal bijzonder diep ingebakken. Witen jullie dat recent onderzoek heeft uitgewezen dat een volwassen mens tot vijftien keer per dag pleegt te geeuwen? Zijn geeuw duurt gemiddeld echter maar zes seconden, al duurt die van de man wel, wordt gezegd, iétsje langer dan die van de vrouw. (Het klinkt een beetje belachelijk, maar er is oprecht maar één zoogdier dat nooit geeuwt, namelijk de giraf.)

Na een tijdje begon ikzelf ook te geeuwen, omdat geeuwen nu eenmaal aanstekelijk is. En de winkelbediende bij wie ik ging afrekenen voor een pakje Bifi-worstjes begon ook te geeuwen - het werd een waarachtige epidemie. Terwijl ik hem bezig zag, geraakte ik het in Brussel te bezichtigen schilderij “De Gaper” indachtig, van de hand van Pieter Bruegel de Oude (1525-1569). Het zal wel geen toeval zijn deze meest wonderbaarlijke schilder van België ooit, van Bree afkomstig is - akkoord, Bree ligt in Limburg, maar desondanks wordt Bree toch officieel de "Parel Der Kempen" genoemd. De miniatuur van Bruegel maakt deel uit van een reeks met als onderwerp de zeven hoofdzonden, waarbij die geeuw dan voor luiheid staat. Alleszins vreesden middeleeuwers dat onze ziel uit ons kon wegglippen langs een te wijd opengesperde mond. Of andersom, dat de duivel erdoor naar binnen kroop. Daar is dan ook de gewoonte ontstaan, onze hand voor onze mond te houden. Zoals die winkelier dan ook deed. Die vrachtwagenchauffeur dan weer niét, die stond te geeuwen met zijn twee handen naar beneden, bijna als betrof het een theatervoorstelling.

Eens ik weer in mijn wagen zat, moest ik nog eens denken aan de film “Amadeus” van Milos Forman uit 1984. Mozarts aartsrivaal, Antonio Salieri, kan het niet verkroppen dat de Keizer naar een opera van Mozart is komen kijken. Weifelend tussen wrok en ontroering staat Salieri achter de gordijnen de schouwburg in te gluren. Dan, onverwacht, ziet hij de Keizer opeens een geeuw opbrengen. “En met die geeuw,” zo stelt Salieri, “Met die afwijzing waar die geeuw op duidde, zag ik mijn nederlaag tot victorie worden." Zelfs mocht Mozart nog van geluk spreken; als de Keizer driemaal zou hebben gegeeuwd, dan was het voorgoed gedaan geweest met zijn carrière.

Toen ik wegreed, zag ik in mijn spiegeltje die vrachtwagenchauffeur nog stééds staan geeuwen. Op den duur vond ik dit voor geheel Ravels een belediging.


Geen opmerkingen: